Hij

Hij komt het postgebouw uitgewandeld met een oude man. In een flits herken ik hem. Dat kan toch niet? Als hij zich haast om de deur voor een...

Hij komt het postgebouw uitgewandeld met een oude man. In een flits herken ik hem. Dat kan toch niet? Als hij zich haast om de deur voor een vrouw met buggy open te houden weet ik het zeker. Ik kwam hem jaren geleden tegen, het was al laat en ik stond te praten met een vriendin voor de deur van mijn kot. Hij zei goeiendag en wij waren verkocht. We waren het er allebei over eens. Hij was knap. We giechelden. Hij deed alsof hij geen Nederlands sprak, hoewel dat 's morgens wel leek mee te vallen. In ons beste Frans begonnen we te praten, of we niet mee iets gingen drinken. Ze gaf me een duw. Mijn Frans was beter en zij was moe. Ik trok mijn stoute schoenen aan. Het was de periode waarop weinig me kon raken. Ik was baas in mijn eigen leven. Hij was knap gekleed in een kostuum. Zijn job op een ministerie of iets dergelijks was op zich niet veel bijzonder maar hij ging graag goed gekleed bleek later. Zijn vader had wel een belangrijke job en hij vond het administratieve jobje van zijn zoon maar niks. Het werd een lange nacht, maar de klik was er niet. Het was te vroeg na die ander. En nu kom ik hem tegen. Het kan natuurlijk niet anders, hij moet ergens in de buurt wonen, al die jaren al. Zou die glinstering in zijn ogen betekenen dat hij mij herkend heeft? Of verbeeld ik me dat maar...

You Might Also Like

0 reacties