Iets? Niets?

“Allez, Patricia, jij moet dat toch weten, Jij hebt toch kort iets gehad met iemand van mijn jaar?” Een onschuldige opmerking en ik zou het ...

“Allez, Patricia, jij moet dat toch weten, Jij hebt toch kort iets gehad met iemand van mijn jaar?” Een onschuldige opmerking en ik zou het moeten weten, maar de iets is voldoende om me in de war te brengen. Iets? Ja, zo zou je het kunnen noemen, denk ik. Hij kijkt verbaasd, wacht op mijn antwoord. “Ja, dat zal wel.” Het is geen antwoord op zijn vraag. Ik word weggeslingerd in de tijd. Iets? Zo heb ik het nooit bekeken. Ik haal mijn schouders op. Was er wel iets? Ja, ik heb er tegen zitten zwansen die keer op die fuif in de Sioux, met die palen. En zijn vriend, die later bij me in Spaans bleek te zitten. Ik herinner me ook het verhaal van de paddenstoel. Mijn onderbuur draaide op fuiven en plots hadden we een kanjer van een paddenstoel in de gang. Gewoon, een paddenstoel in papier maché. Hij is toen met mij mee gekomen, denk ik, om naar die paddenstoel te komen kijken. Veel vloeken op die rottrap. Gewoon omdat het beter slapen was dan bij zijn vriend. Of misschien ook niet. Zij vroeg of ik wel wist wat ik deed. En achteraf ging ik hem zoeken. Het duurde me te lang voor hij mailde, ik wist hoe de mailserver van de unief werkte. Hoe je iemand kon fingeren en dan precies wist waar hij ingelogd was. Hoe je de codes kon lezen, met een beetje hulp. En zo stond ik plots voor zijn neus. Een en al impulsiviteit. Hij had me net gemaild, beweerde hij.

En er volgde een echte date, met een film, na de voetbaltraining, iets gaan drinken en hij is weer blijven slapen. Met zijn slaapzak bij, want hij had geen kot. Hij had weinig geslapen, beweerde dat ik praatte in mijn slaap. ’s Morgens kreeg ik een lange kus. “Waarom?”, vroeg ik. “Omdat je dit verwacht”. “Dan wil ik hem niet,” haalde ik mijn schouders op. Zijn hoofd zat nog te vol met zijn ex, en dankzij mijn ex dacht hij van mij hetzelfde. Het leverde me wel de meest romantische verjaardagskus in de regen op. De filmmuziek borrelde uit de achtergrond op, maar voor meer was er geen plaats. Iets? Ik denk het niet… voor de buitenwereld blijkbaar wel, misschien was hij er bij die avond in de Sioux, geen idee eigenlijk. Misschien heeft hij ons gezien in de regen. Misschien heeft hij er iets van verteld.

Het gevoel van meer is altijd blijven hangen, ook toen ik hem tegen kwam bij de selectietesten, die we dan blijkbaar allebei niet gehaald hebben. Ook toen ik hem in onze gangen tegenkwam, of misschien moet ik zeggen zijn gangen. Ook toen ik hem op de pendeltrein tegenkwam en verder dan die blik is het nooit meer gekomen. Zelfs geen: “hoe is het nu?” Niets.

You Might Also Like

0 reacties